Eric Bos tijdens de lezing in Beetsterzwaag.
Foto: Marian Koelmans
Op 27 mei 2014 gaf Eric Bos in de dorpskerk van Beetsterzwaag een lezing die een antwoord moest geven op de vraag Wat is kunst?
‘De vraag Wat is kunst? is vergelijkbaar met een vraag als Wat is dans? Choreograaf Hans van Manen gaf als antwoord: Dans is dans.
We kunnen ook vragen: Wat is God?
Onder theologen, we zijn hier vanavond toch in de kerk, gaat de volgende anekdote.
Een theoloog die een belangrijk theologencongres bijwoonde, ging in de pauze een luchtje scheppen. Buiten bleek een vijfjarig kind te spelen. De theoloog, de hele ochtend geplaagd met vragen waarop geen bevredigende antwoorden kwamen, zoals Wie is God? En wat is het Godsbewijs? vroeg aan het kind: ‘Zeg, weet jij wat God is?’
Het kind keek op van zijn spel en antwoordde: ‘Ja, hoor. God is God’.
Met andere woorden: kunst is kunst. Klaar. We kunnen dus naar huis.
Maar we zitten hier niet voor niets in een ideale ruimte, in deze kerk. Want we zullen zien dat kunst veel overeenkomsten heeft met geloof, met religie. Laten we daarom met z’n allen afspreken dat deze kerk vanavond even een kunstkerk is.
Ik wil u namelijk graag, om de gedachten te bepalen, eerst meenemen naar het Rijksmuseum in Amsterdam. Daar hangt, zoals u weet, De Nachtwacht, een kunstwerk waarover iedereen het in de wereld eens is: dat is kunst. Dat maakt het een stuk gemakkelijker. De Nachtwacht brengt ons meteen dicht bij het antwoord op de vraag van vanavond, denken we.
Het probleem is, niet iedereen vindt de Nachtwacht kunst. Dat begon al in de tijd van Rembrandt. Rembrandt werd door de kunsttheoretici, de theologen op kunstgebied, zeg maar, tijdens zijn leven beschouwd als een foute kunstenaar. Iemand die wel schilderde, maar geen kunst maakte. Hij schilderde namelijk niet op een Italiaanse manier. Kunst hoorde in die tijd naar Italiaanse maatstaven te worden geschilderd. Als het anders was, was het geen kunst.
Maar ook nu vindt niet iedereen de Nachtwacht kunst. U weet, de verbouwing van het Rijks heeft heel veel jaren gekost. Op een gegeven moment, Ronald de Leeuw was toen directeur, konden we op tv zien hoe het gebouw er bij stond. Verschrikkelijk. Het was één grote bouwput, de binnenkant zag eruit alsof er een tornado gewoed had. We vreesden in één klap voor het voortbestaan van alle geliefde typisch Hollandse kunstwerken, het Melkmeisje van Vermeer, het Huishouden van Jan Steen, de Nachtwacht van Rembrandt. Het viel uiteindelijk mee, de enorme rauwe, geripte ruimte was de grote binnenplaats die er nu indrukwekkend mooi uitziet. Hulde aan de werklieden
Tijdens deze uitzending werd aan een paar bouwvakkers met bouwhelmen op gevraagd wat ze van de kunstwerken vonden die ze gezien hadden toen er speciaal voor hen een rondleiding georganiseerd in de noodvleugel waar alle kunst was ondergebracht. Wat vonden ze bijvoorbeeld van de Nachtwacht? Ze krabden zich wat op de bouwhelm en zeiden dat ze die nooit eerder hadden gezien, maar dat ze ook niet helemaal begrepen waarom iedereen daar zo’n drukte over maakte. Als dat kunst was… tja, ze zagen er eigenlijk niks bijzonders aan. Ze werden er koud noch warm van. Gewoon plaatjes.
Gewoon plaatjes. Enkele van de honderdduizenden plaatjes die in deze beeldcultuur over ons worden uitgestort. Hoe kan iemand één van de belangrijkste kunstwerken ter wereld een gewoon plaatje noemen? Als ik aan mezelf denk, toen in de jaren vijftig onze schoolklas het Rijks bezocht, was ik diep onder de indruk van de Nachtwacht. Maar eerlijk gezegd nog meer van een schilderij van Jan Steen, de Minzieke vrouw. Omdat daar een verhaal bij hoorde. Later ontdekte ik dat bijna elk kunstwerk een verhaal herbergt en dat dat verhaal van wezenlijk belang is om een kunstwerk te begrijpen en te waarderen. Om het als kunst te beschouwen.
Maar nog even terug naar die hardwerkende bouwbakkers die aan de Nachtwacht niks bijzonders zagen. Hier valt ons idee dat een echt kunstwerk, waarover niemand zich meer lijkt af te vragen of dat kunst is, het tastbare bewijs van een antwoord op de vraag Wat is Kunst, in duigen? Het idee dat de Nachtwacht van zichzelf en vanzelfsprekend kunst is – dat idee viel door de uitspraak van de harde werkers in het Rijks in één klap in duigen. Kennelijk is een echt kunstwerk als de Nachtwacht voor sommige mensen helemaal niet vanzelfsprekend kunst. Misschien is het zo dat pas als we met z’n allen afspreken dat iets kunst is, dat iedereen er dan kunst in ziet. Met die werklieden hadden we dat niet afgesproken. Die keken, onbevooroordeeld, onbevangen, naar wat er te zien was. En wat is er te zien? Een toneelstukje. Een groepje geschilderde, bewapende mannen met een tamboer, een meisje en een hond die uit een duistere ruimte naar voren treden. Misschien was het wel zo dat wat bij deze bouwvakkers ontbrak, kennis van het verhaal. Zij kenden het verhaal niet, namelijk dat van Rembrandt, van de Doelen, de Schutterij van Amsterdam, van een eigenwijze schilder die beroemd werd door zijn uitvinding van het Clair obscure. De Nachtwacht is een barokke theaterscène, door zijn formaat indrukwekkend, door zijn zeggingskracht, de levendige houdingen van de figuren, de compositie, het beperkte kleurenpalet, de karakters die je in al die koppen herkent. Met alle anekdotes die je eromheen kunt vertellen. Zoals dat er een compleet museum om heen is gebouwd, in de vorm van een kathedraal, met een eregalerij, het schip, die je als het ware naar het altaar van de Nachtwacht voert. Je hebt de neiging om, eenmaal daar aangekomen, eerbiedig te knielen. En dan zijn we niet alleen. De Rijkskunstkerk blijkt tjokvol te zijn. Miljoenen mensen uit de hele wereld stappen daar de Nachtwachtzaal binnen, lopen fluisterend rond, blijven eerbiedig staan, met open mond en camera in de aanslag. Ze lopen er niet zomaar langs, ze verblijven daar een tijdje, zittend, staand, langzaam bewegend, sommigen lijken te mediteren. De Nachtwacht nodigt ons uit om er van alles in te ontdekken dat er misschien niet eens in geschilderd is. En het wordt bewaakt, links of rechts wordt het geflankeerd door een suppoost, want het is kunstschat nummer 1.
Als we hier in Frankrijk zouden wonen zou ik de Mona Lisa als voorbeeld hebben genoemd.
Nou, dát beroemde kunstwerk, is echt niet voor iedereen kunst. We dachten vanavond snel klaar te zijn, maar we moeten verder zoeken naar het antwoord, dat is duidelijk. We kunnen het niet afdoen met de constatering dat die bouwvakkers nou eenmaal niet geleerd hebben wat een echt kunstwerk is. Want waar het om gaat is dat zo’n topschilderij kennelijk niet op eigen benen kan staan. En in de loop der eeuwen ook heel verschillend werd gewaardeerd. Het zijn factoren buiten het schilderij, het kunstwerk, om die bepalen of we het kunst vinden of niet, of we het zien als slechte kunst, goede kunst, topkunst of duurste kunst.
Maar toch hebben we bijna ongemerkt al een paar onderdelen van het antwoord te pakken.
Wat is kunst? We kunnen ook zeggen: dat is helemaal geen belangrijke vraag. De één vindt dit, de ander dat. Maar we zijn hier vanavond bij elkaar om de vraag te stellen en er antwoord op te krijgen. Als u straks weer thuis komt en de thuisblijvers vragen: nou, weet je nu wat kunst is? Dan is het vervelend als u moet zeggen: die Eric Bos kan mooi praten, maar ik ben er niks mee opgeschoten.
Dus gaan we rustig verder. We weten nu, om iets kunst te vinden, moet er kennelijk een verhaal bij horen. Dat verhaal moeten we kennen, dan pas wordt een geschilderde voorstelling aan de muur interessant. Het gaat er niet altijd om dat het schilderij een verhaal moet verbeelden, het gaat er om dat praktisch elk professioneel kunstwerk een verhaal bevat. Dat is het verschil tussen kunst en amateurkunst. Ook puur abstracte kunst kan een mooi of spannend verhaal bevatten. Soms moeten we dat verhaal ontdekken als we er voor staan. Voor kunst moet je vaak de tijd nemen. Dat is in deze tijd wat lastig. Alles gaat en moet tegenwoordig zo snel, dat een kunstwerk al gauw saai dreigt te worden. Maar dat ligt niet aan de kunst, dat ligt aan ons.
Kunst is een schilderij of voorwerp of beeld of object waar een verhaal bij hoort. Het verhaal zorgt ervoor dat we van een voorwerp zeggen: dat is interessant, leuk of bijzonder. Dat maakt iets belangrijk. Dat geeft houvast.
Nou wemelt het ook in boeken, in het theater, op de tv of in de bioscoop van de verhalen. Jazeker, maar film of theater kan ook kunst zijn. Meestal is het gewoon entertainment, maar soms ook kunst.
Veel mensen hebben een hekel aan films en aan musea die onbegrijpelijke dingen laten zien, aan romans waarin de schrijver je mee de diepte inneemt, in plaats van soepeltjes door een verhaaltje te loodsen. Waar je voor gestudeerd moet hebben. Waar je elite voor moet zijn, niet bedoeld voor gewone mensen. Dan haken we af. Zodra het kunst dreigt te worden, haken veel mensen af. Is kunst dan toch iets voor de elite? Zijn wij hier zoals we in deze kerk zitten met elkaar elite? Omdat we graag willen weten wat kunst nou eigenlijk is?
Natuurlijk, je moet wel enigszins weten waar iets over gaat, wat het ook is, om het te kunnen waarderen. Mensen die niks geleerd hebben, die niet gewend zijn om met kunst om te gaan, die nooit iets lezen over kunst, ja, daar is kunst een gesloten boek voor. Wat is kunst? Een gesloten boek. Je moet om te beginnen hebben leren lezen om de inhoud eigen te maken. Dat is wat de werkers in het Rijks dus niet hadden geleerd. Zelfs op scholen leren onze kinderen dat niet of nauwelijks.
Maar intussen zijn we al een eindje gevorderd. Wat is kunst? Dat is iets met een verhaal. Dat is iets waarvoor enige voorkennis heel handig is. Kunst, echte kunst, laat zich niet zo gauw kennen. Kunst moet uitnodigen tot ontdekken. Iets weten over wat de kunstenaar er mee heeft bedoeld, dat het in een bepaalde ontwikkeling thuishoort, een stroming, de tijdgeest, dat het ergens tegen protesteert of dat het alleen maar wilde behagen en of het dat doel heeft bereikt.
Kunst is een verhaal dat je moet kennen, maar ook en vooral is kunst een afspraak tussen mensen. Afspreken dat we dit wel kunst noemen en dat niet. En waarom. Vaak ontbreekt dat laatste.
Nog even terug naar het Rijksmuseum. Want als we dat deze maanden bezoeken, zien we dat er bij veel schilderijen een extra tekstbordje hangt. Die zijn geschreven door de Britse filosoof Alain de Botton. Samen met de Australische kunsthistoricus heeft hij dat gedaan. De Botton is heel populair in deze tijd. Dat komt omdat hij filosofische, dus elitaire dingen verbindt met het gewone leven. Vaak leidt dat tot de wonderlijkste uitspraken, maar soms helpt hij ons dieper na te denken. Zoals een filsoof betaamt. Hij wil bijvoorbeeld laten zien hoe belangrijk kunst is in ons dagelijks leven. Kunst is iets wat troost, dat lezen we op die bordjes. Kunst verandert ons, kunst geneest ons. Het ene kunstwerk draagt saamhorigheid in zich, het andere veroorzaakt een heilzame catharsis, een loutering. Kunst toont zingeving, saamhorigheid. Kijk maar naar De Nachtwacht, naar het Melkmeisje van Vermeer. Die staat daar niet zomaar melk te schenken, maar vervult diepere menselijke behoeftes. Je moet er voor gaan staan en dan gebeurt het, als je er voor open staat. Het is te vergelijken met het bezoeken van een katholieke kerk. Je knielt voor een Mariabeeld of voor Onze Lieve Heer aan het kruis, zodat we gesterkt en getroost naar huis kunnen. Lijkt kunst dan op religie? Ja, volgens Alain de Botton. Kunst en godsdienst gaan bijvoorbeeld allebei over Schoonheid, zegt hij.
Het begrip Schoonheid, esthetica, komt bij de Oude Grieken vandaan. Zij hadden geen verhaal nodig om iets te waarderen, zij spraken af dat voorwerpen, gebouwen en mensen die voldeden aan de hoogste regels, normen en afmetingen de Schoonheid schiepen. Wat schoon was, was kunst. Je moest dus leren wat de volmaakste vorm was, de meest perfecte verhoudingen, het aangenaamste evenwicht. Schoonheid werd gevoed door harmonie. Klassieke schoonheid. Aan de hand van de esthetica, de schoonheidsleer, werden de juiste lichamelijke verhoudingen vastgesteld, gebouwen ontworpen, muziekinstrumenten gebouwd, een muzikale harmonieleer vastgesteld. Zelfs de sterrenhemel voldeed aan de wetten van de esthetica.
Voor de Oude Grieken was de vraag ‘wat is kunst’ dus heel eenvoudig. Kunst was meetbaar. Dat was een heldere, bindende afspraak die gehandhaafd bleef in de Renaissance, ook in de Barok, de Rococo en het neoclassicisme. De leer der verhoudingen doet nog steeds opgeld. Klassiek betekent: de juiste verhoudingen. Het vereiste wel dat die afspraken en regels steeds weer moesten worden onderwezen. Daarom zijn er kunstacademies bedacht en opgericht, gebouwen die zelf ook weer aan de klassieke schoonheidsverhoudingen voldeden. En ziedaar, alles wat daar aan beantwoordde, was onomstreden ‘kunst’. Als je in die tijd vroeg: wat is kunst? Dan was het antwoord helder: alles wat met vakmanschap te maken heeft en voldoet aan de regels van de esthetica, van de juiste verhoudingen. Daarom hebben schilders en beeldhouwers meestal naast een hamer en beitel of palet en kwasten ook een maatlat tot hun beschikking.
Zelfs kunstenaars en kunststromingen die daarvan afweken waren geïndoctrineerd door de regels van de juiste verhoudingen. Lelijk uitziende mensen werden volgens de leer van de Schoonheid idealer afgebeeld dan ze waren. Een kleine dreumes als Napoleon werd bijvoorbeeld afgebeeld als een indrukwekkende Romeinse keizer.
Eeuwenlang was kunst pas kunst als het niet alleen schoon van lijf en leden was, maar ook de glorie van de natie benadrukte, het volk verhief, de westerse beschaving diende, hoogstaand van vorm en opvatting was. Wat was kunst? Alles wat daar aan voldeed. Op het moment dat Edgar Degas in 1876 zijn Absintdrinkster schilderde, werd dat als niet-kunst weggezet. Slordig geschilderd, vond men, zich verzettend tegen de maatstaven van de Esthetica of de regels van de jury van de Franse overheid, en de uitbeelding van iets verwerpelijks. We zien daarop dronken, verloederde en gedegenereerde mensen achter een glas absint in een café. Gruwelijk. Wat Degas maakte, was een klap in het gezicht van weldenkende mensen.
Wat is kunst? Nou, Degas niet. En Manet ook niet en Van Gogh al helemaal niet.
Nu wel. Nu hangen die schilderijen in het Musée d’Orsay, en stromen jaarlijks miljoenen naar Parijs om daar de grootste kunst te bewonderen. De kunst van de dwarsliggers, de protestanten, de wildemannen. In de jaren ’30 van de vorige eeuw Entartete Kunst, ontaarde kunst. Nu belangrijke kunst, de belangrijkste kunst. Stuk voor stuk voorbeelden van wat kunst is. Sindsdien kan de vraag: Wat is kunst? beantwoord worden door: kunst is avant-garde, grensverleggend, naar vernieuwing strevend, op weg naar absolute zelfstandigheid. Geen ander doel dienend dan zichzelf. En dan komen we op het antwoord uit: kunst is kunst.
De avant-garde. Die zette de opvattingen over wat kunst was, op hun eigen manier op z’n kop. De esthetiek werd zomaar afgeschaft. Na eeuwen. Men was het zat om met de meetlat en de passer rond te lopen. De Gulden Snede? Bedrog. Weg met al die volmaakte, harmonieuze, aristocratische, zoete en doodsaaie meesterwerken. Kunst was voortaan een geel vlak, een rode kamer, behang, een soepblik. Niet de schoonste vorm, maar de heftigste penseelbeweging, of de kleur of juist de vervorming, de non-figuratie, de lelijkheid was kunst geworden. We dachten dus eeuwen lang het antwoord in handen te hebben. Maar die werd ons in één klap, door in 1913 het plaatsen van een urinoir als kunstwerk in een museumzaal, uit handen geslagen door die barbaren van de Avant-garde.
Dus moesten er opnieuw afspraken gemaakt worden. Andere afspraken. Wat is kunst: kunst is iets dat door kunstenaars gemaakt wordt en een hoop lawaai maakt, de voorpagina’s haalt, waar het publiek woedend om worden, waar de critici van schuimbakken, wat de hoogste prijzen op een veiling haalt, dat op de PAN het duurst is.
Opnieuw staan we voor de vraag: maar hoe zit dat dan? Als kunst elke tijd, elke periode wat anders is, hoe kunnen we dan ’s hemelsnaam nog het antwoord vinden? We kunnen niet meer naar de Oude Grieken wijzen, niet meer naar de beeldhouwwerken van Donatello, Bernini en Canova of de schilderijen van Vermeer of Rembrandt. Sinds Manet, Cézanne, Van Gogh, Mondriaan en Karel Appel is de wereld veranderd en het antwoord op de vraag ook. We moeten dus helemaal opnieuw beginnen.
Maar daar hebben we vanavond geen tijd voor. En, gelukkig, we zijn in de buurt van het antwoord. Of laten we maar een beetje bescheiden zijn: van een antwoord. Een antwoord dat zowel het heden als het verleden omvat en in onze tijd, deze tijd dus, enigszins valide is. We gaan ook nog even te rade bij de antwoorden die enkele kunstkenners hebben gegeven. Wie weet krijgen we van hen de sleutel aangereikt.
Maar er ontbreekt nog iets. Er ontbreekt nog iets.
Daarvoor neem ik u even mee naar het jaar 1817. In dat jaar werd de eerste Nederlandse koperen cent geslagen. Maar daar hebben we het vanavond niet over. Er gebeurde natuurlijk meer. In 1817 verscheen namelijk een publicatie van de Franse schrijver Stendhal. Die beschreef namelijk dat hij ziek werd toen hij de kunstwerken in Florence aanschouwde, zoals in Museo Uffizi en buiten op straat of binnen in kerken, al die beelden, schilderijen, gebouwen en pleinen. Hij was tot zijn verbazing ziek geworden van de enorme hoeveelheid kunst, vooral na een bezoek aan de kerk van Santa Croce.
Hij schreef: ‘Ik raakte in extase door het idee dat ik in Florence was, vlakbij de grote meesters wier praalgraven ik had gezien. Toen ik uit de Santa Croce kwam, had ik hartkloppingen. Het leven vloeide uit me weg. Ik liep, maar was bang dat ik zou vallen.’
Vanaf dat moment had deze vaker en eerder optredende aandoening een naam. Stendhal-syndroom, een psychische aandoening die optreedt als iemand volledig overrompeld wordt door de schoonheid van kunst. Lichamelijke verschijnselen zijn: een versnelde hartslag, duizeligheid, verwarring en flauwvallen. In ernstige gevallen treden soms zelfs vormen van manie, hallucinaties of andere psychotische verschijnselen op.
Er zijn door de jaren heen meerdere gevallen bekend van toeristen die duizelig werden of flauwvielen bij het aanschouwen van kunst in Florence, met name in het Uffizi-museum.
In 1979 beschreef de Italiaanse psychiater Graziella Magherini het syndroom na gedurende tien jaar zo’n 100 gevallen bestudeerd te hebben.
Het syndroom is een beetje vergelijkbaar met het Jeruzalem-syndroom, waarbij sterke emotionele reacties op religieuze ervaringen optreden.
In de vorig jaar uitgekomen film La Grande Bellezza van Paolo Sorrentino wordt het syndroom vorm gegeven door een Japanse toerist die de pracht van Rome aanschouwt en vervolgens dood neervalt.
Is kunst in staat tot het oproepen van dergelijke, sterke emoties? Naar we weten is dat nooit bij de Nachtwacht gebeurd en al helemaal niet bij de abstracte schilderijen van Mondriaan. Kunsthistoricus Gert Jan van der Sman van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence, heeft studenten tijdens rondleidingen in de stad ook nog nooit tegen de vlakte zien gaan. Van der Sman, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden, heeft het boek van Magherini gelezen en vindt de gevallen die ze aanhaalt zo verschillend dat er wat hem betreft geen sprake is van één syndroom.
‘Ik denk’, schrijft hij, ‘dat het meer te maken heeft met de enorme concentratie kunst van hoog niveau, waardoor mensen overweldigd raken. En de stad zelf, omringd door de schitterende heuvels, en het prachtige zonlicht appelleren allemaal aan het esthetische gevoel. Bezoekers komen vaak met hoge verwachtingen en willen veel tegelijk zien, waardoor het wellicht wat te veel kan worden.’
In de psychiatrie wordt de invloed van kunst op de geest onderkend. Volgens de Amsterdamse psychiater Wilco Tuinebreijer, deskundige op het gebied van de relatie tussen kunst en psychiatrie, gaan beide over het onderzoeken en begrijpen van mensen. ‘Daarom kan goede kunst, zowel oude als hedendaagse, heel wat triggeren aan emoties, opeenvolgende gedachten en gevoelens. Kunst zegt ook wat over de maatschappij waarin je functioneert. Hoe beter de kunst, hoe harder die binnen komt en hoe verontrustender die is.’
Aha, maar als dat zo is, waarom hadden de bouwvakkers in het Rijksmuseum dan geen last van zulke emoties bij het aanschouwen van de kunst? Moet je toch eerst iets van kunst afweten voordat je kunt flauwvallen door kunst? Dat is de grote vraag. Want kennelijk is grote kunst niet iets dat van zichzelf grote kunst is. Dat hadden we al vastgesteld
Nu ging het zonet over het Jeruzalem-syndroom, dus je zou kunnen zeggen: het Stendhal syndroom gaat kennelijk niet alleen over het gevolg van het aanschouwen van kunst. Misschien is het niet toevallig dat Stendhal juist in een kerk stond toen hij onwel werd. Heeft religieuze beleving misschien toch iets met kunstbeleving te maken? Heeft Alain de Botton gelijk?
Nou is zo’n twintig jaar geleden ontdekt dat het gebied in onze hersenen waar onze beleving van schoonheid is gelegen, grenst aan het gebied van de religieuze emoties. De emotie van het ondergaan van kunst is vermoedelijk verwant aan een religieus beleven, zoniet eenzelfde neurologisch proces. We hadden het al even over een altaarstuk, waar de Nachtwacht aan doet denken als we die naderen.
Een heftige schoonheidsbeleving, die we overigens sterker lijken te hebben bij klassieke, esthetische kunstwerken dan bij avant-gardekunst die eeuwen traditie overboord zette, is dus een kwestie van emotionele gevoeligheid. In dat opzicht kan kunst inderdaad extatische gevoelens wekken.
Maar sowieso kan de vraag Wat is kunst misschien beantwoord worden met: kunst is iets dat in staat is tot het oproepen van sterke emoties. Dan hebben we het over het Sublieme in de kunst dat sinds de Romantiek als dé kunst werd gepropageerd. Wat is kunst? Dat is het ontzagwekkende, het overdonderende, iets waardoor je van je stoel valt. Waardoor je in katzwijm valt. De Nachtwacht heeft wel een beetje dat effect, als je er vlak voor staat. Een heilig aureool dat heel besmettelijk is. Maar de Niagara Falls natuurlijk nog veel meer. Reden waarom Amerikaanse landschapsschilders eind 19de eeuw zo vaak de Niagara Falls als onderwerp namen. De relatie tussen kunst en Natuur is vanouds een heel stevige, al werd ook dat door het Modernisme afgeschaft.
Maar het hoeft niet altijd in het grote formaat of het schokkende onderwerp te liggen. Zo viel De Franse schrijver Marcel Proust in 1902 bijkans flauw bij het aanschouwen van Gezicht op Delft van Vermeer, toch meer een klein schilderij dat meer over de stilte gaat, dan over het lawaai. Weliswaar een drukke stad, maar dan op een stille zondagnamiddag. Proust werd overvallen door duizelingen en viel neer op zo’n mooie, ouderwetse, pluche, cirkelvormige museumsofa, zo beschreef hij in Op zoek naar de Verloren Tijd.
Overigens voert Alain de Botton ook Proust aan als een schrijver die troost schept, verdieping in ons leven, wier Op zoek naar de Verloren Tijd helend zou werken. Zowel Proust als kunst zijn in de ogen van De Botton niets meer of minder dan therapie. Politici als Alexander Pechtold en Hedy d’Ancona hebben vervolgens in interviews verklaard dat dat klopt. Bij hen werkte een kunstwerk als therapie. We merken het al, Wat is kunst? Kunst is in de praktijk een kapstok waar je alles aan op kunt hangen.
Bovendien is ook onesthetische avant-garde in staat hevige emoties op te roepen.
Over het effect van de abstracte schilderijen van de Amerikaanse schilder Mark Rothko is al veel geschreven. Zijn vibrerende, gelaagde kleurvlakken lijken contact te maken met onze eigen fysieke vibraties zoals ademhaling, het vernauwen of verwijden van onze bloedvaatjes, onze pulserende slagaders. Rothko wekt bij menige beschouwer een mix van hevige kunstgevoelige als religieuze gevoelens op. Als je de moeite neemt er langer naar te kijken, verandert je geestesgesteldheid, je stemming.
Dat geldt ook voor Who is afraid of Red, Yellow and Blue? van de Amerikaanse schilder en beeldhouwer Barnett Newman. Dat lijkt, behalve de titel, nergens over te gaan, geen verhaal te vertellen, althans net zo min als de met vrolijke muurverf gesauste wanden van onze woonkamer.
Toch voldoet Who’s afraid of Red, Yellow and Blue? aan de criteria voor kunst die we eerder hebben aangehaald. Er zit een verhaal achter, er zit zelfs een verhaal in verborgen. Kleur emotioneert sowieso. Newman wilde, net als Rothko en de groep kunstenaars waartoe zij behoorden, met kleur in samenhang met het formaat, maar vooral met een speciaal soort verf, de dramatiek die ook in het leven zelf aanwezig is, voelbaar maken in abstracte doeken. Je hoeft niet altijd een complete voorstelling te schilderen of te boetseren om geëmotioneerd te raken van een kunstwerk.
In zijn volledig abstracte schilderij verwerkte Newman allerlei esoterische opvattingen en bedoelingen die bepaalden in welke verhouding rood, geel en blauw tot elkaar dienden te staan. Niet de ideale verhoudingen van de klassieke esthetiek, maar van Boeddhistische oorsprong.
Nog een voorbeeld dat duidelijk maakt welke factoren er nog meer een rol spelen bij het antwoord op de vraag wat kunst is.
In NRC-Handelsblad van 8 mei jongstleden gaf kunstcritica Sandra Smallenburg een verslag van haar bezoek aan de Spiral Jetty uit 1970 van Robert Smithson in het Great Salt Lake van Utah. Dat is zo’n land-art project waarvan we in ons land eentje in de buurt van Emmen kunnen zien. Spiral Jetty is een symbool geworden van de Land Art beweging eind jaren ’60 van kunstenaars die liever in lege, kale vlaktes hun werk maakten en lieten zien dan in steriele ruimtes van galerieën en musea. Voor hen gold niet meer het ouderwetse idee dat kunst voor de eeuwigheid wordt gemaakt. De land-art was bedoeld om door de tijd en de natuurlijke elementen na de schepping, langzaam maar zeker te verdwijnen. Dat heeft men niet begrepen, wat overal worden land-art projecten zorgvuldig opgeknapt en waar nodig gereconstrueerd.
Op zo’n cirkel van aarde en stenen komen, in tegenstelling tot de Nachtwacht en de Mona Lisa, geen miljoenen mensen op af. Weinig kunstliefhebbers hebben het dus in het echt gezien, maar het prijkt in elk naslagwerk over moderne kunst.
Sandra Smallenburg wilde dat wel eens in het echt zien. Daarvoor zat ze vijftien uur in een vliegtuig, plus een dag of vijf in een huurauto vanaf Denver over besneeuwde passen van de Rocky Mountains, dwars door de rode rotslandschappen van de San Rafael Desert en de laatste dertig kilometer over een hobbelige grindweg, met aan weerszijden prairies vol koeien. Eindelijk, na een flauwe bocht, lag hetdaar: het kunstwerk, een pier van zwarte stenen in de uitgedroogde, wit uitgeslagen oevers van het zoutmeer.
Ze klom op de rotsen, volgde de krommingen van de spiraal en voelde zich nietig in dat oogverblindende witte landschap. Het zout knisperde onder haar voeten, ze snoof een rotte eierenlucht op en keek naar een troep gazen die in een V-vorm overvlogen. Haar ervaring van Spiral Jetty was uiteindelijk voor haar overweldigend.
Normaal gesproken kijken bezoekers van een museum gemiddeld negen seconden naar een schilderij of beeldhouwwerk. Maar hoe zit het als je voor een kunstwerk een complete pelgrimage hebt moeten maken? Sandra Smallenburg ontdekte resten van menselijke aanwezigheid bij het kunstwerk waaruit bleek dat bezoekers daar ook wel bleven overnachten. Dat is dus wel wat langer dan negen seconden. Want bij zonsopgang is Spiral Jetty een heel ander kunstwerk dan in het felle voorjaarslicht. Ze bleef zelf een uur, maar ze besefte dat de hele reis er naartoe ook onderdeel was van de beleving van deze kunst. Het bepaalde mee om het kunstwerk van Smithson als kunst te ervaren. En ze besluit: ‘De angst om een lekke band op dat grindpad te krijgen, de waarschuwing op het dashboard dat het oliepeil van de auto te laag dreigde te worden en de constatering dat mijn mobiel geen bereik had. Alles droeg daaraan bij. Dit was een kunstwerk dat zich niet in een museumzaaltekst liet vangen, dit was een echt avontuur.’
Eén van mijn studenten schreef in een verslag dat hij maakte van een expositie met werk van de kunstenaar Arno Kramer: ‘Een kunstwerk moet zowel de zintuigen aanspreken, het hart beroeren als de geest in beweging zetten’.
Arno Kramer legt een vergelijkbare mentaliteit in zijn kunstwerken aan de dag als Barnett Newman. Zo’n definitie is al een aardig eind in de goede richting. Zintuigen, hart en geest. Als we dat met elkaar vinden hebben we in ieder geval een afspraak over wat kunst is. We zijn er dus bijna.
Kunst hoeft niet mooi te zijn, maar wel iets teweegbrengen, cerebraal of emotioneel. Kunst kan bijvoorbeeld een avontuur zijn, hebben we zonet gehoord. Dat kunst goed voor de gezondheid en het leven zou zijn, wat de laatste tijd, nu kunst in de maatschappij niet meer vanzelfsprekend wordt gevonden, is onzin. Een maatschappij zonder kunst kan heel goed blijven voortbestaan. Een saaie wereld is dat dan, zonder reflectie op het leven en de wereld om ons heen, maar niet levensbedreigend. Kunst is geen therapie. Zoals thee geen koffie is. De ziekenhuizen lopen niet extra vol met mensen die kunst in hun leven missen. Tegen hoofdpijn helpt een paracetamol echt beter dan het bekijken van kunst. Van kunst kunnen we juist ziek worden en zelfs flauwvallen, zoals we vanavond hebben gezien.
Wat is kunst? Dat is een dynamisch proces waar van alles bij elkaar komt: smaak, opvattingen, regels, scholing, ontwikkeling, vooroordelen, geldelijke waarde. De Nachtwacht kunnen we onbevooroordeeld knap geschilderd, boeiend van voorstelling en groot van formaat vinden, maar dat zegt niets over de betekenis, over de geestelijke waarde van een kunstwerk, of over de emoties die het wekt en waarom het ons hart harder doet kloppen als we er tegenover staan. Hoe wetenschappers als Alain de Botton ook hun best doen ons dat te doen geloven. Onze fysieke en psychologische reacties op kunst heeft met allerlei andere dingen te maken die Rembrandt, Vermeer, Da Vinci of Michelangelo er nooit in hebben gestopt. Sterker nog: zij hadden geen flauwe idee hoe de mensen in de 21ste eeuw hun kunst zouden beschouwen. Het waren ambachtslieden, vaklui. Hun ambacht was het maken van kunst. In hun tijd was de vraag die we hier stellen snel beantwoord.
Tot slot:
Voor wijlen schrijver en publicist Kees Fens was kunst ‘het onvoltooide’. Alle grote kunstenaars hebben niets afgemaakt, schreef hij. Dat was voor hem de leidraad. Een schets vond hij meer kunst dan een voltooid schilderij. Sterker nog, in dat verband vond hij kunst die zo weinig mogelijk aan kunst doet denken het mooiste.
Wijlen kunstenaar en publicist Diederik Kraaijpoel vond het overdreven dat kunst iets te maken zou hebben met waarheid of waarachtigheid, zoals een hoop mensen zeggen. Kunst is iets dat eruit ziet alsof het niet anders had gekund, het eeuwigheidseffect van grote kunst, schreef hij.
Ronald de Leeuw, eerst directeur van het Van Gogh Museum later van het Rijks in de tijd van de grote verbouwing, schreef dat zijn hoogleraar kunstgeschiedenis, professor Henri de Waal, zich bewust was van de ontoereikendheid van definities van kunst. De Waal zei: ‘Kunst is wat kunstenaars maken.’ De Leeuw herinnert zelf aan de Engelse uitspraak: ‘The beauty is in the eye of the beholder’. Maar volgens hem moet het gaan om iets dat je ‘meer dan’ zou kunnen noemen. Kunst is niet zomaar een voorwerp, het bevat meer dan een mooie voorstelling of kleur: een diepere betekenis bijvoorbeeld. En hij herinnert ons er ook aan dat wij zelf degenen zijn die betekenis aan een kunstwerk verlenen, los van wat de maker bedoeld heeft.
Henk van Os vindt het een onmogelijk vraag, waar geen zinnig antwoord op is te geven. Marlene Dumas haalt in dat verband uitspraken van Warhol en André Breton aan: respectievelijk ‘All is pretty’ en ‘Only the marvelous is beautiful’
Ze schreef: ‘Ik vond het altijd jammer dat de kunstvorm die mij tot meesteres koos, men niet liet huilen. Muziek en boeken doen dat wel. En tweederangs films doen dat nog beter, maar niet schilderijen.’
Zelf huilde ze bij het wonderlijke schilderij Las Parcas van de Spaanse schilder Goya omdat daar volgens haar de afwezigheid van God is uitgebeeld, waardoor ze zich zo alleen voelde en toch zo thuis in dat sensueel broeierige beeld van ritualisme en exorcisme.
Maar ze erkent meteen dat een kunstwerk dat een zekere distantie bevat meer kans maakt door de tijd te overleven.
Beeldend kunstenaar en hoogleraar kunstgeschiedenis Carel Blotkamp komt er niet uit en verwijst liever naar anderen die definities gaven: zoals de Duitse kunstschilder Max Liebermann: ‘Kunst is voor ons, naar het woord van de Heilige Augustinus, wat de grote kunsenaars hebben gemaakt.’
Avantgardist Kurt Schwitters schreef: ‘Alles wat een kunstenaar uitspuugt is kunst.’
Max Liebermann opnieuw: ‘Ik ben nog steeds van mening dat kunst van het werkwoord kunnen komt; als ze van willen zou komen zou het wel wulst hebben geheten.’
Andy Warhol zei kort en bondig: Art is business
Dat is natuurlijk wel waar, maar dat vertelt nog niets over wat kunst voor een verschijnsel is. Marlene Dumas wordt er dan ook niet veel wijzer van. Ze schreef: ‘De kunstenaar kan nog zoveel kunnen en willen, het kunstwerk kan niet alleen maar zijn, het moet ook iets doen, iets teweegbrengen.’
Kurt Schwitters citeert een collega die schreef: ‘Een kunstwerk wordt pas kunstwerk door de toeschouwer.’
‘Marcel Duchamps was het met hem eens: ‘Het zijn de kijkers die een kunstwerk maken.’
Hij kon het weten, toen hij een in de winkel gekochte urinoir in een museum neerzette, was dat gebruiksvoorwerp ineens een kunstobject geworden. Sindsdien is dat urinoir een icoon van het Modernisme geworden.
Blotkamp trekt de conclusie: ‘Het gaat dus niet alleen om kunnen, maar ook om kennen.’
‘En het willen’, schrijft hij, ‘is de bereidheid van de beschouwer om in zijn eigen belevingswereld zin en betekenis te verlenen aan wat hem als kunst wordt aangeboden.’
Betekenis verlenen. Aha.
Wat is kunst? Kunst is: een voorwerp of verschijnsel waaraan wij een speciale betekenis verlenen, waaraan we diepte toekennen, wat een belangrijke rol speelt in onze cultuur, waarbij we gezamenlijk afspreken of het wel of geen kunst is. En accepteren en erkennen dat dat slechts tijdelijke afspraken zijn. Door een kleine groep, of door een groot publiek.
En de kunst zelf dan? Heeft die ineens niks meer in te brengen? Is de Nachtwacht niet van zichzelf schoon en betekenisvol en diepzinnig?
Nee. Marlene Dumas en Kurt Schwitters hebben gelijk. Kunst als kunst bestaat niet buiten ons om. De Nachtwacht, hoe goed en professioneel het ook geschilderd is, hoe uniek en bijzonder in historische zin: het heeft geen betekenis dan alleen voor de afgebeelde personages in hun tijd. Als de fotografie en de film toen bestond, was het vermoedelijk nooit geschilderd. Dan was het een tijdsdocument in het tv-programma Kunststof, nooit een kunstwerk en had het nu in deze vorm niet bestaan. Het is een schilderij, een groepsportret, een doorsnee opdracht van de schutterij van Amsterdam, van boven een stuk afgezaagd omdat het anders niet op z’n plek paste. In een stijl die in die tijd verwacht werd en alleen van deze kunstenaar afkomstig kan zijn.
Het bijzondere van ons mensen is dat wij aan bepaalde dingen een waarde toekennen, een diepere betekenis, een hogere werkelijkheid. Typerend voor ons is dat wij in staat zijn tot symboliek, als een vorm van communicatie. Kunst is een gesublimeerde totem, een talisman, een afgodsbeeld, afkomstig uit menselijk oergedrag en oerdenken. Maar prachtig en spannend en enerverend. Zoals zoveel dingen in onze cultuur. Het herinnert ons aan ons oerzijn. En daarom is kunst kunst.
En de bouwvakkers in het Rijksmuseum dan?
Die hebben hun eigen totems, de sjaal van hun voetbalclub, bijvoorbeeld, met als topkunst de kampioensbeker. Over emoties gesproken. Maar dat kan toch niet met kunst vergeleken worden? Nee, zeker niet, maar het gaat wel om hetzelfde mechanisme. Over smaak gesproken, het is maar wat we geleerd hebben mooi of belangrijk te vinden. Wijlen Groninger Museum-directeur Frans Haks bracht het aldus onder woorden: ‘Ik kan nog zoveel kunstwerken belangrijk vinden, maar pas bij enkele maten Schubert begin ik te huilen.’
De tijd is om. De vraag wat is tijd, is evenzeer interessant. Maar dat doen we een andere keer. Het antwoord op de vraag Wat is kunst, is misschien wel: kunst is ongrijpbaar, zoals NRC-redacteur en columniste Marjoleine de Vos onlangs aangaf in een geschreven antwoord op de beweringen van Alain de Botton, waar ze het helemaal niet mee eens is.
Maar we hebben hier in Beetsterzwaag ook ontdekt, dat kunst toch minder ongrijpbaar is dan het wel eens lijkt. Er bestaan vele antwoorden die in verschillende combinaties toch een algemeen, gelaagd en veelzijdig antwoord geven. We moeten alleen de Nachtwacht niet vergelijken met een muzikaal-abstract schilderij van Kandinsky.
Ik hoop dat u met dit antwoord dat vanavond langzamerhand is ontstaan tevreden bent en er zelf verder mee kunt. Want u bent degene die betekenis verleent aan de mooie, confronterende, verrassende en belangrijke dingen om u heen. U bent degene die na deze avond het antwoord in bezit hebt.