Wie in deze tijd het Museumplein in Amsterdam bezoekt, schrikt zich wild van wat vanuit de Van Baerelestraat op een gigantische gootsteen lijkt, zoals je die waarneemt als je je hoofd in het gootsteenkastje stopt. Vanaf het plein doet het aan een badkuip denken. Dat is het ontwerp van architect Mels Crouwel voor de uitbreiding van het Stedelijk Museum dat al in vergevorderde staat verkeert.
Mels Crouwel was vandaag bij de aandeelhoudersvergadering van Koninklijke Tichelaar in Makkum om tekst en uitleg te geven. Zijn boeiende betoog had het effect dat zelfs de meest kritische beschouwer overtuigd raakte. Het ziet er niet uit, maar Crouwel heeft het gedaan met de beste bedoelingen en het wordt een fantastisch gebouw. Voor hem spreekt ook dat hij het oude gebouw van het Stedelijk heeft gespaard, beter nog, dat hij dat heeft versterkt door verlaagde plafonds te verwijderen en alle ruimtes weer optimaal voor exposities te bestemmen. Daartoe heeft hij alles van binnen wit gemaakt, zodat, in zijn woorden ‘de schilderijen optimaal tot hun recht komen.’
Dat laatste is natuurlijk alweer heel lang een achterhaald gegeven, afkomstig uit de Verenigde Staten van de jaren ’50 waar kunstcriticus Clement Greenberg na de Tweede Wereldoorlog de witte kubus dicteerde als ideale expositieruimte, zoals hij uit was op totale hygiënische zuiverheid van kunst en kunstruimte, zonder vervuiling door verhalende elementen.
In deze tijd experimenteren vrijwel alle musea sinds het Groninger Musuem dat introduceerde, met gekleurde wanden. Steriliteit is iets van lang geleden. Vader Wim Crouwel weet dat als geen ander. Zoon Mels Crouwel is dat kennelijk ontgaan. Het oude Stedelijk uit 1895 van archtiect A.W.Weissman aan de Paulus Potterstraat, ziet er nu uit alsof er zakken meel in zijn uitgeschud. Het moet vooral een gebouw zijn dat zich als gebouw geheel ontkent ten behoeve van de kunst die er straks in te zien is.
Het Stedelijk krijgt er met de nieuwbouw 1100 vierkante meter expositiezaal bij en telt dan in totaal 8.000 vierkante meter.
Mels Crouwel is gepokt en gemazeld na dertig jaar ontwerpen voor stationsgebouwen, culturele en educatieve instituten en musea. Ook Schiphol is in handen van Bureau Benthem-Crouwel. In 2004 kreeg zijn architectenbureau opdracht voor het verbouwen van het Stedelijk Museum. Crouwel had uiteraard te maken met alle beperkingen en eisen die bij een dergelijke opdracht horen en heeft zich een slag in de rondte moeten draaien om aan alles te voldoen. Ongetwijfdeld zal het nieuwe Stedelijk een hele vooruitgang zijn. Het oude gebouw was niet overal functioneel en het licht dat binnenviel was eerder storend. Daar is nu een grote verandering in gekomen. Het aan de buitenkant bizar ogende ontwerp heeft al functie het reguleren van het zonlicht en het creëren van een entree aan het plein, niet aan de Paulus Potterstraat. Het nieuwe gebouw zal voorzien worden van liften en roltrappen die directe verbiningen vormen met de oudbouw.
‘Het is een heel uitnodigende entree straks met die badkuip’, zegt Mels Crouwel. Hi heeft zelf de naam ‘badkuip’ bedacht om de Amsterdammers vóór te zijn. ‘Het is echt een badkuip, hij staat op pootjes, hij is glad, naadloos, wit.’
De badkuip is gemaakt van een speciale kunststof die neit kan uitzetten of krimpen, waardoor het naadloos kan worden gemaakt.
Ondanks de uitleg waarom voor een badkuipmodel is gekozen en niet voor iets dat het beeld van de omgeving versterkt, is het beeld van het nieuwe Stedelijk een aanfluiting als je het Concertgebouw verlaat en je oog per ongeluk naar links wendt. Architecten zijn altijd goed in staat om onmogelijke dingen te creëren. Op goede gronden, dat vaak wel, maar de Amsterdamse gootsteen en badkuip blijven esthetisch een ramp.
Eric Bos
Het Stedelijk Museum wordt op 23 september 2012 geopend voor genodigden.
ab h. bouvy