Eén van de zalen van het Rijksmuseum met een
schilderij van Matthijs Maris: ‘mystieke ervaring’.
Foto: Eric Bos
De grijs geschilderde en zwakverlichte zalen in het Rijksmuseum blijken een ideale ‘biotoop’ voor de schilderijen van Matthijs Maris (1839-1917) die, naar aanleiding van het 100ste sterfjaar van de kunstenaar in een groot overzicht getoond worden. Vooral het werk van na 1880 onderscheidt hem van dat van zijn broers Jacob en Willem Maris. Daaruit rijst het beeld van een dromerige, solitair levende man die, zo ging het verhaal binnen latere generaties Maris, later in zijn leven als een kluizenaar in een toren woonde. Daar schilderde hij een sprookjesachtige wereld, een verloren paradijs vol kinderlijke onschuld.
De romantisch ingestelde Matthijs Maris die zich in Engeland terugtrok, ontwikkelde een stijl die bijna alles losliet waar de traditionele kunstacademies aan vasthielden. Het was zijn verzet tegen een schoolsheid die de verbeelding in de weg zat. Niet slaafs naschilderen, maar de verbeelding prikkelen door uit je herinnering te schilderen, was zijn advies.
Maris schilderde na een periode met sociaalkritische voorstellingen tenslotte nog slechts verliefde paartjes in Middeleeuwse kleding die elkaar liefhebben in een wereld die met hen lijkt op te lossen. Hij liet de contouren los, perspectivische aanduidingen achterwege en beperkte zijn palet tot een lila-bruin. Wat we dan nog onderscheiden zijn droomgestalten. Het is een mysterie dat zich in sommige van zijn werken op een bijna griezelige manier voltrekt. Dat hij dat deed door zijn gelaagd geschilderde voorstellingen net zolang weg te schuren tot er nog slechts een omfloerste werkelijkheid overbleef, bleek voor de makers van de tentoonstelling een ontdekking te zijn. Dat deed hij ook met zijn houtskooltekeningen, net zo lang wegvegen tot zo’n zelfde onstoffelijk beeld ontstond.
Op de wand van een van de zalen hangt één groot schilderij dat, als je er langs loopt, niets voorstelt. Onze ogen ondergaan daar een bijna mystieke ervaring. Zelden kom je een schilderij tegen dat zo geluidloos en afwezig is. Als je echter de tijd neemt om te gaan zitten en te blijven kijken, manifesteert zich een mistige vorm, een verschijning, als het begin van een analoog fotobeeld in de ontwikkelaar. De wolkachtige vlekken en vervaagde licht-donker contrasten roepen na lang turen het vage beeld op van een vrouw met een enorme bos krullend haar dat vermoedelijk rood is. Ja, zo’n schilder kan niet anders dan in een hoge kasteeltoren wonen. Vincent van Gogh schreef het al: ‘Het is droomerij – maar wát een meester!’
Matthijs Maris. Rijksmuseum, Amsterdam. T/m 7 januari 2018. www.rijksmuseum.nl